- snel
- {{snel}}{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [in staat zich vlug voort te bewegen] fast ⇒ rapid2 [lichtgevoelig] high-speed, fast3 [kernfysica] fastII 〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [vlug] quick, swift; 〈ook bijwoord〉 fast 〈vaart〉; speedy 〈genezing, vooruitgang〉2 [modern, in] trendy♦voorbeelden:1 een snel besluit • a quick decisionsnel achteruitgaan • decline rapidly; fall rapidly 〈van barometer〉dat gaat ook snel! • that's quick/fast!hij is snel geïrriteerd • he's a bit touchyda's snel verdiend • that's easy moneysnel van begrip zijn • be quick (on the uptake)2 een snelle jas • a trendy coatIII 〈bijwoord〉1 [vlug voortbewegend] rapidly, swiftly ⇒ quickly2 [binnenkort] soon, shortly♦voorbeelden:1 snel fietsen • cycle rapidly/quickly
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.